Boekbeschrijving

Adriaan Viruly
Nijgh en Van Ditmar, Den Haag

1980

Een boek over elf mannen die in het leven van Viruly een rol van betekenis hebben gespeeld.

Van een homogeen elftal kan niet gesproken worden: uiteenlopende figuren als de dichter J.C. van Schagen, Wim Kan en de wielrenner Piet Moeskops, anderzijds een vijftal vertegenwoordigers uit de wereld van de luchtvaart, waaronder mede-KLM-vliegers Evert van Dijk en Carl Gustaf von Rosen.

Willem van Veenendaal wordt eveneens voor het voetlicht gehaald, als collega-KLM-vlieger, maar uiteraard ook als collega-schrijver.

Over Antoine de Saint-Exupéry schrijft Viruly dat hij hem weliswaar nog geen half uur gesproken heeft, maar dat deze hem is blijven vervullen door diens leven en werk.

Tenslotte ontmoeten we Albert Plesman, de Baas, als "gedrevene en drijver" getypeerd, die Viruly altijd dankbaar is geweest voor alles wat hij voor zijn KLM én zijn mensen heeft weten te bereiken.

Van de betekenis die deze zozeer van elkaar verschillende kleurrijke figuren voor hem gehad hebben en van de verwevenheid van zijn leven met het hunne wordt boeiend, verrassend en ook onthullend verteld.

Haast spelenderwijs heeft de schrijver daarmee een originele vorm van autobiografie gevonden, waarin veel karakteristieke tijdsbeelden uit een periode van zestig vaak bewogen levensjaren naar voren komen.

Mannen

Citaat



Albert Plesman - gedrevene en drijver

'Nationalisme is een kinderziekte. Het is de mazelen van de mensheid.'

Einstein

Schrijven over Albert Plesman valt niet gemakkelijk, speciaal niet voor dit boek. Want dat werd begonnen om er herinneringen in op te halen aan mannen, aan wie ik iets of veel te danken had en waarvoor ik vriendschap voelde.

Over Piet Moeskops viel dat al moeilijk. Om vriendschap voor hem te kunnen voelen was hij een ál te hoge Piet - tegenover een amateur van 18, die slechts wel eens een wedstrijd kon winnen, wanneer de veel snellere Bosch van Drakestein, Peeters, Mazairac of Willems die zondag op een andere wielerbaan uitkwamen. Dat neemt niet weg, dat mijn hart niet alleen tot barstens toe, maar ook zeer warm, voor hem geslagen heeft bij mijn pogingen om in het zog van zijn romp althans aan zijn wiel te blijven. Voor vriendschap echter was de vijfvoudige wereldkampioen voor mij veel te ver-af, veel te machtig.

In nog sterkere mate gold dit voor Plesman. Een vriend? Helemaal niet. Hij was mijn Directeur, ja zelfs mijn President-Directeur.

Hij was de Baas, in mijn gedachten van toen en die van vandaag. Maar een mensenhart kan in vliegtuigcockpits warm kloppen buiten de vriendschap om, net zo goed als aan Moeskops' wiel.

Het enige hart, waar ik zo nu en dan iets van begrepen heb, heeft dat enthousiast gedaan, zowel toen het in een 18jarige amateur-wielrenner als toen het in een 48-jarige beroepsvlieger sloeg.

Nu doet het dat nog in een al lang gepensioneerde werknemer, die zich zijn werkgever van een kwart eeuw her met een warme chaos van gevoelens herinnert.

Zulke gevoelswarmte moet verachtende verbazing wekken in volgelingen van Karl Marx, een denker, die veel proletarisch denkenden voor zich wist te winnen door te suggereren, dat werkgevers en werknemers in een kapitalistische onderneming elkaars natuurlijke vijanden moeten zijn.

Plesman onze vijand?

Wat een verderfelijke onzin! Zeer goed herinner ik mij, hoe mijn achting voor hem juist tijdens een arbeidsconflict al tot een soort liefde oplaaide, toen ik pas een jaar bij zijn kapitalistische maatschappij vloog. Willem van Veenendaal zou mij de weg naar Kopenhagen wijzen toen wij hem onverhoeds op ons toe zagen treden, vlak voor ons vertrek met de Scandinavië Expres van Schiphol.

Deze Scandinavië Expres was omstreeks 1931 een onzer machtigste luchtlijnen, waarmee mensen nota bene in één dag -zelfs op een korte winterdag! - van Parijs of Londen via Amsterdam tot helemaal Kopenhagen en Malmö konden snellen. Twee honderd of nog wat meer kilometers per uur! bij veel wind-mee althans. Honderd of nog wat minder bij meteorologische tegenspoed.

'Goeie middag. Hoeveel passagiers hebben jullie?'

'Zeven, meneer Plesman.'

'Goed zo! Jullie krijgen verdomd harde oostenwind tegen, wat? Denk er om, dat je niet langs die spoorlijn naar Hamburg gaat vliegen, maar er pal boven blijft. Laat die mensen niet zien, dat die treinen bij zo'n tegenwind net zo hard of harder gaan. Alles naar wens?'

'Nou... ziet u... Kopenhagen is met tegenwind al gauw vijf uur vliegen en soms meer dan zes. Wij hadden zo gedacht, dat u voor de vliegers op zo'n lange lijn misschien wel wat sandwiches en koffie zoudt willen laten meegeven.'

Nog voor de zin uit was, hadden wij al begrepen, een bedreiging van de bloei van de KLM en zodoende van heel Nederland te zijn. Want de pijnlijke verontwaardiging op het gezicht van de Baas was beangstigend om aan te zien.

Zijn jullie een haartje belazerd! Worden jullie ogen niet meer gekeurd? Zien jullie mij aan voor een pruimeboom? Om maar aan te schudden? Sandwiches! Jullie moeten verdomd blij zijn, dat je in 't leven blijft. Moet je nog vreten ook! Goeie reis!'

En weg was de Baas weer. Einde van het arbeidsconflict. Wij keken elkaar eerst beduusd aan, lachten dan bewonderend en kochten zelf wat sandwiches.

De arbeidsvrede was weer teruggekeerd, de onderneming door een flink directeursantwoord tegen ondermijning door afbrekers en zwakkelingen verdedigd, hun karakters waren gestaald.

Mannen moesten mannelijke standpunten innemen en dat deed onze Directeur dan ook, tot tijdelijke verontwaardiging van menigeen en blijvend amusement.