Boekbeschrijving

W. Hora Adema

Samengesteld met zwart en gekleurde illustraties van E. Witte, D. Hoeksema, R. Doornekamp e.a.

Bundel met verhalen, een lang gedicht, een toneelstukje en een spel. Bovendien informatie over de herkomst van de Goedheiligman

Avondje in Spanje, kort verhaal van A. Viruly
Het Spectrum, Utrecht, 95 blz
1938

Spectrum Groot Sinterklaasboek

Citaat

Geen enkele vlieger, die in de oorlog van 1940 tot 1945 veel gevlogen heeft, kan zeggen, dit het een saai soort van oorlog geweest is. Je kwam overal en op een andere keer moet ik beslist nog eens vertellen van strijd met Duitse jagers boven de Golf van Biscaye, van nachtvluchten boven slagvelden in Afrika, van luchtavonturen boven IJsland, ibraltar, Canada ... vertelstof genoeg.

Maar die vlucht in het najaar van 1945. toen er toch al een soort vrede gekomen was, zal ik blijven onthouden als een interessantere dan ik ooit tijdens de oorlog gemaakt heb.
Ik vloog toen op de luchtlijn van Bristol in Zuid-Engeland naar Lissabon in Portugal, -- de K.L.M had dat ook gedurende de oorlog gedaan.

En we zetten die lijn nog wat voort toen de vrede al getekekend was. De rechtstreekse route van Bristol naar Lissabon loopt over Brest en de noordwesthoek van Spanje, maar die najaarsdag was het boven zee echt beestenweer.

De weerdienst had me gewaarschuwd tegen een kolossaal diepe depressie, die de Golf van Biscaye aan het inlopen was. Storm. Stapelwolken, waarin hevige ijsafzetting op de vleugels en de propellers te verwachten zou zijn.

Ik denk, dat ik dan maar een flink eind om de oost zal sturen,'zei ik.

'Dan mag u minstens over Bilbao gaan. Daar verwacht ik de bergen nog wel vrij,'zei de chef van de weerdienst, maar niet met erg veel overtuiging in zijn stem.

'Nou, over Bilbao dan maar, al is het wel een tweehonderd mijl oost van de route.'

En ik zette een koers uit over Cherbourg, Nantes en Bordeaux, helemaal om de Golf heen om pas bij Biarritz rechtstreeks op Lissabon af te gaan. Nog nooit was ik zover oostelijk boven Spanje geweest. Ik vond het eigenlijk wel aardig om daar nu ook eens te gaan kijken.

De hoogste berg was 2142 meter hoog, zag ik op de kaart. We zouden dus op minstens 2500 meter moeten vliegen als er daar misschien tóch nog wolken zouden opduiken. Dat uitwijken was een aardig, goed, slim, mooi plan geweest. Maar mensen, die verstand van de luchtvaart hebben, hebben wel geleerd, dat er van zulke mooie, slimme plannen niet altijd wat terecht komt. Op die weerdiensten zitten ook maar mensen.

Om 13.05 vlogen we nog vrolijk langs Bordeaux en maakten we onbezorgd afspraken om 's avonds'n Lissabon met de hele bemanning naar gitaarmuziek en het zingen van fado's te gaan.

Maar in het logboek van die vlucht, dat ik altijd bewaard heb, lees ik:

13.55, 2 mijl oost Blarritz. Eerste bergen.

13.58, In onweerswolken met sterke ijsafzetting op 3200 meter.

14.20, Ontijzingsapparaat van de vleugel hapert. Koershouden onmogelijk.

14.22, Sterke ijsafzetting. Machine is niet meer op hoogte te houden en zakt sterk

14.46, Zijn tot beneden 2142 meter gezakt! Blind verder dalend in wolken!

14.56, IJsaanzet toenemend, ook op propellers. Dalen 300 voet per minuut.

15.04, Gat in wolken. Vliegen in onbekende vallei, tussen bergen aan belde zijden en ook vooruit. Lange vlakke weilanden langs rivier (de Ebro ??). Moet landen wegens ijs, kan vallei niet meer uitklimmen.

15.16, Veilig geland. Geen schade.

De volgende dag zijn we gewoon naar Lissabon doorgevlogen, maar die avond in die smalle, stille Spaanse vallei is boeiender voor me geworden dan enige oorlogsavond in Londen, Gibraltar of Reykjavik ooit geweest is.

Het was begin november en aan de buitenkant van het stadje rook het overal naar herfst. We hebben er bijeen gezeten in een kleine lage eetkamer op oude Castillaanse stoelen, bij dampende preisoep en een warme rijstschotel met uien, tomaten, saffraan, eieren en kip. Een dikke rode waard, een man als uit een oude schelmenroman, ging rond met een bolle mandfles vol donkere wijn. Ah, dat goeie luchtvaartleven; je maakte nog eens wat mee! De wolken trokken weg. Een haast volle maan rees boven de bergen en toen ik na het eten langs een oude vestingmuur liep, glansde hij over al de witte huizen.

Dit was het echte Spanje! Er kwam getrappel van ezeltjes op mijn pad, in de schemer stampten ze langs me, daarachter liepen twee vrouwen, rad en zingend pratend, prachtig rechtop lopend onder de grote ronde manden, die ze los op het hoofd droegen. Er was daar een herberg. Ik stond stil bij de wollen deken, die er voor de deur hing, luisterend naar getamp van twee gitaren en een meisjesstem, die een lang lied zong.

En toen het uit was, en ik opkeek langs de gebeeldhouwde muren van, een jezuïtenkerkje aan de overzijde van het weggetje, zat daar, juist tegen de gele maanschijf, in wonderlijk silhouet een grote ooievaar, die oprees, klapwiekte, zich verhief, en door de stilgeworden avond omhoogzweefde tussen de palmen.

Glimlachend volgde ik hem, een perkje in. Daar was die ooievaar over een mooi, oud Moors poortje gezweefd. Het stond open en ik ging er door. 0, die goeie luchtvaart! Zó had je nog doodgewoon in Engeland gestaan net als iedereen, en zó stond je in een oud Spaans palmenparkje als niemand bij een wit kloostertje, dat er haast vrolijk uitzag tussen veel bloemen; het had torentjes en kanteeltjes als een Moors burchtje uit een boek van Anton Pleck.

Ik stond stil. En als ik aan die avond terug denk, nu, meer dan dertigjaar later, dan is het me of ik er wéér sta, of ik weer de verre snarenmuziek hoor, en de wit glanzende torentjes voor me heb, zie,de maan schijnt door de bomen, alle wild geraas van de dag is voorbij... en de ooievaar stapt loom, als komend van een verre reis, door de open deur van een verlicht vertrek naar binnen.

En dan gebeurt er me werkelijk iets heel aardigs. Een oude, glimlachende man met een witte baard is opgerezen achter een grote kloostertafel, die haast helemaal bedekt is door grote Castiliaanse pepernoten. Hij geeft me een vriendelijk knikje, dat ik ook best binnen mag komen maar hij straalt van plezier, als hij de grote vogel ziet.

'Dag Ooievaar! Dag beest. Dag goeie oude Ooievaar,'zegt hij. En de ooievaar lijkt al net zo verheugd. Hij is jonger dan die oude man en wil het daarom misschien niet zo laten merken, maar ik zie toch best hoe blij hij is, als hij 'Dag Sint! Dag Sinterklaas!'zegt. Dit zijn twee heel goede, mekaar heel verknochte vrienden, dat is duidelijk. En uit de spanning, waarmee Sinterklaas 'En hoe is het nu na de oorlog in Holland ?' vraagt, begrijp ik, hoe hij naar deze ontmoeting verlangd moet hebben.

Dan gaan die twee aan de tafel zitten, de berg pepernoten tussen hen in, en ze beginnen te spreken over vroeger en over nu, eerst nog niet erg samenhangend zodat ik er niet veel van begrijp. Maar als ze ineens zitten na te lachen om de gevolgen van een fout in de boeken van dit Spaanse kloostertje, waardoor Sint eens bij een verbaasde kruidenier in Oudkarspel twee oranje rammelaars heeft gebracht voor een tweeling, die de ooievaar er pas een jaar later moest gaan bezorgend, is het geval me ineens klaar als glas.

Natuurlijk! Dit is dus het kloostertje in het Cantabrische gebergte, waar Sinterklaas en de Ooievaar mekaar nu honderd en nog eens honderd en meer jaren ontmoet hebben, - als de Ooievaar al uit Nederland onderweg was naar het warme zuiden, en Sinterklaas Madrid al verlaten had om de Stoomboot in Santander of Bilbao te pakken om zijn verjaardag in Nederland te gaan vieren.

In de boekenrij achter deze muren heeft de ooievaar dan altijd de namen laten beschrijven van de kinderen, die hij er het laatste jaar had bijgebracht, en Sinterklaas heeft dan precies kunnen nagaan, hoe en waarmee en waar hij in Nederland te werk zou moeten gaan ...

rammelaars, ballen, hoepels, poppen, boeken ... alles goed geregeld zodat het alle jaren en eeuwen door allemaal fijn geklopt heeft behalve dan zo'n enkele keer als bij die kruidenier in Oudkarspel. En ik zit weer als opnieuw, net als toen, tegen mijn pilaartje en luister naar die twee, die van mijn land zoveel langer en zoveel meer verstand hebben dan alle geleerde mensen bij elkaar ooit zullen kunnen krijgen zodat ze er niet veel woorden tegen mekaar over hoeven te zeggen.

Het is erg, erg aardig, maar eigenlijk zit er ook wat verdrietigs in dat toeluisteren omdat het net is, of die twee vooral maar één ding echt graag willen: het prettiger in de wereld te maken en of dat door die net voorbije oorlog moeilijker dan ooit geworden is.

'Ziet u, Sinterklaas,'zegt de Ooievaar,'het is nogal veranderd, in Holland.'

'Toch zeker niet met de kinderen?' vraagt Sinterklaas.

'Ja, ja, ook met de kinderen. Er is veel gebeurd...' De Ooievaar kan het blijkbaar niet zo goed zeggen. 'Ik bedoel bijvoorbeeld ... nu ja...'een heleboel geloven er niet meer in mij. En in u ook niet, Sinterklaas. Niet zoals u en ik in elkaar geloven, bedoel ik.'

Ze zitten dan allebei een beetje stil achter de tafel en ik heb ineens het gevoel, dat er iets heel ergs met de wereld aan het gebeuren is totdat Sinterklaas zegt: 'Welnee! Kinderen blijven kinderen, oorlog of geen oorlog. Dat komt allemaal best weer terecht. Laat ik je nu eens voorlezen ... bijvoorbeeld ... ja, hier, dit briefje van Josefientje Buitel uit Purmerend...'

'Ach, die telt nog niet zo mee, die moet nog vier worden, 'herinnert de Ooievaar zich. 'Ik denk meer aan de groteren. U en ik bestaan niet meet voor hen ... de oorlog ... gappen is boeiender dan geven of krijgen geworden... ze hebben geen eerbied meer, voor niemand en niets niet...

'Dat heeft toch altijd na élke oorlog een tijdje zo geleken? Dat komt best weer terecht, hoor, dat zul je zien. Neem nu zo'n Johannesje Minderhoud uit Westkapelle, je weet wel, je bracht hem een beetje scheel op die boerderij waar ie toen woonde. Vorig jaar schreef die me nog..'

'De Westkapelse Dijk is stukgeschoten, de boerderij is weggespoeld en Johannesje...' De Ooievaar heeft Sinterklaas onderbroken, maar dan onderbreekt hij zichzelf omdat hij heel goed weet, dat niemand ooit Sinterklaas verdriet mag doen. Maar hij heeft al te veel gezegd en het is dan weer een tijdje stil bij de pepernoten.

Later zegt de Ooievaar: 'Ik kom vandaag uit Biarritz. Het was een heel eind vliegen, tegen de wind in. Ik geloof, dat ik maar eens naar 't dak ga.'

'U zou morgen wel met mij als passagier mee door tot Lissabon kunnen meevliegen. Dan komt u zonder moeite driehonderd mij1 dichter bij Afrika,' stel ik vanuit mijn hoekje voor. 'Nee, nee ... de nieuwe namen moeten morgen eerst nog worden bijgeschreven. Ik heb er van 'tjaar toch maar weer zo'n vierhonderdduizend bijgebracht. Het was nog een heel gesjouw ... Maar, Sinterklaas ?'

'Ja, Ooievaar.'

'Ik weet niet goed hoe het te zeggen. Maar... ik bedoel ... wij hebben samen toch altijd erg goed voor Holland kunnen zorgen, hè? Al was ik dan maar een vogel, en zo. U weet alles natuurlijk veel beter. Maar ... als ze nu eens gelijk hadden? Als ... als ik nu eens écht niet zou bestaan, hoe zou het dan verder moeten met ons?'

De bisschop zegt ernstig: 'Maar Ooievaar! Het is voor alle dieren en mensen toch hetzelfde. We bestaan toch allemaal zolang als diegenen, die van ons houden, in ons geloven.'

'Soms kan het me voor mezelf niet zoveel schelen,' zegt de Ooievaar. 'Ik zal wel gewoon blijven vliegen. Het is een goed leven. Maar ik zou het voor u zo erg vinden, Sinterklaas.'

De bisschop streelt voorzichtig een wit veertje als om het glad te strijken en dan geeft hij, een beetje onhandig, de Ooievaar de grootste pepernoot van de hele kloostertafel.

'Pieker niet te veel, en vooral niet's avonds alsje moe bent,'zegt hij. 'Denken helpt alleen maar degenen, die het heel goed kunnen... de anderen kunnen maar beter gewoon blijven doen wat ze doen moeten. Het is natuurlijk wel een groot probleem en ik wil er best eens, alsje wilt, over naar Rome schrijven ... maar nu niet, hoor, ik heb het nü te druk met mijn verjaardag. Want daar heb je nu bijvoorbeeld dat Annetje Wierdsma op Tien Gemeten, je weet wel, die met dat wipneusje ... wat zou die nu straks het allerliefste van me krijgen ?'

De Ooievaar glimlacht. Nooit heb ik een vogel zien glimlachen, maar deze glimlacht echt. Gelukkig maar. En als die twee dan het grote boek met alle Nederlandse kindernamen tussen WER en WIF uit de bibliotheek gehaald hebben en daarover met het oog op het cadeautje van Annetje bijeenschuiven precies zoals ze nu al zo ontzettend veel jaren in november bijeen geschoven zijn, ga ik maar weg,terug naar mijn bemanning in het hotelletje. Zo lang als die twee nog bestaan, zal het met Nederland wel loslopen, denk ik bij mezelf al weet ik eigenlijk niet precies waarom.

Zo is het dan die avond gegaan. De volgende ochtend zijn we doorgevlogen naar Lissabon. In de start gingen we precies over het witte kloostertje en daarna door de wolken de vallei uit, een beetje riskant was dat. Nog wel tien keer heb ik later expres over die streek van Spanje gevlogen wann het helder was, maar ik heb die vallei nooit meer terug kunnen vinden.

Niet dat dat erg is. Zijn beste herinneringen kan toch niemand een mens meer afnemen. En deze zal me altijd bijblijven, ook als ik nauwelijks meer van de oorlog zal weten, en alleen nog maar wat in de zon zal zitten voor m'n boerderijtje.

In de zon tegen mijn schuurtje, waar tegen Sinterklaas altijd onder de schoorsteen een erg grote schoen vol met verse wortels en hooi te vinden zal zijn. In het zonnetje aan mijn erf bij de paal met het wagenwiel bovenop, die ik met veel geloof en in groot vertrouwen overeind zal laten zetten al op de eerst dag, dat ik daar zal komen te wonen.